Iedere leerling kreeg 4 enquêtes mee die men moest afleggen. Uit elke categorie moesten we een persoon ondervragen over 10 kinderspelen. De vraag was hoe de ondervraagde het speelgoed noem(de) in zijn/ haar dialect.
De categorieën waren
- 15 tot 25 jaar
- 26 tot 45 jaar
- 46 tot 65 jaar
- ouder dan 65 jaar
Dit zijn de 10 ondervraagde kinderspelen:
Foto 1: verstoppertje
Meest gekregen antwoord: katje duk
Foto 2: kiskassen
Allerlei verschillende antwoorden
Foto 3: schommel
Meest gekregen antwoord: renne
Foto 4: Koprol
Meest gekregen antwoord: koprol
Foto 5: hinkelen
Meest gekregen antwoord: hinkelen
Foto 6: glijbaan
Allerlei verschillende antwoorden
Foto 7: Vlieger
Twee maal: vlieger
Twee maal: plakwaaier
Foto 8: Bikkelen
Meest gekregen antwoord: pekkelen
Foto 9: proppenschieter
Maar één persoon kende hiervoor een ander woord: klakkebos
Foto 10: Katapult
Twee maal: schietlap
Eén maal: katapult
Ik heb dit onderzoek afgenomen bij mij in Izegem (2), in Harelbeke (1) en in Waregem (1). Wat mij hierbij al opvalt, is dat mensen van 10 tot 15 kilometer ver al andere woorden gebruiken. Er zat ook telkens een zeker leeftijdsverschil tussen de personen waarvan ik de enquêtes heb afgenomen. Uit dat leeftijdsverschil kon ik concluderen dat er nu maar een tussentaal wordt gesproken door jongeren en dat door ouderen nog altijd dialect wordt gesproken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten